2.3 Analyse bijgestelde begroting (stand Slotwijziging) in relatie tot de realisatie per 31 augustus 2023
In deze paragraaf wordt met behulp van visualisaties inzicht gegeven in de financiële stand van zaken in deze Slotwijziging. De toelichtende tekst volgt ná de visualisatie.
Saldo van baten en lasten (begrotingssaldo)
Na vaststelling van deze Slotwijziging komt het saldo van baten en lasten uit op € 6,091 miljoen nadelig, bestaande uit het saldo van deze Slotwijziging ad € 3,075 miljoen nadelig en het bijgestelde begrotingssaldo na de Zomernota 2023 ad € 3,016 nadelig.
Exploitatielasten
Na vaststelling van de voorgestelde begrotingswijzigingen bedraagt het begrote lastensaldo in de programma’s en het Overzicht Overhead voor 2022 € 575 miljoen. Ten opzichte van de Zomernota 2023 is het lastenbudget met € 8 miljoen gedaald. De daling manifesteert zich op vrijwel alle programma's, met uitzondering van programma 6 Bereikbaarheid II, waar er op basis van de beschikkingen en afrekeningen van voorgaande jaren naar verwachting extra budget nodig is voor de exploitatiesubsidies en programma 10 Overzicht overhead waar het lastenbudget met name stijgt doordat de 3%-vertragingsfactor als besparingsopgave incidenteel uit de begroting is gehaald.
De begrote exploitatielasten ad € 575 miljoen heeft betrekking op de negen programma’s en het Overzicht overhead. De programma’s van Bereikbaarheid nemen gezamenlijk 53% van de lasten voor hun rekening.
In deze slotwijziging zijn bij elk programma en afzonderlijk beleidsdoel ook de realisatiecijfers per 31 augustus 2023 getoond. In bovenstaande visualisatie is daarbij de vergelijking gemaakt met de bijgestelde begroting ná verwerking van de voorgestelde begrotingswijzigingen in deze Slotwijziging. Het gerealiseerde lastensaldo bedraagt per 31 augustus ongeveer € 366 miljoen. Dat is ruim 64% van het begrote lastensaldo en is minder dan hetgeen op basis van 8/12 e qua aantal maanden mag worden verwacht (67%).
Op totaalniveau ligt de realisatie daarmee 3% (zo'n € 17 miljoen) achter op het verwachte bestedingspatroon. In hoofdstuk 3 van deze Slotwijziging is per beleidsdoel toegelicht hoe de realisatie zich verhoudt tot de bijgestelde begroting, omdat dit onderling behoorlijk kan verschillen. In algemene zin kan daarover het volgende worden opgemerkt:
- De eenmalige uitkering loon- en prijsontwikkeling CAO 2022/2023 is in de maand september geboekt en verwerkt in de realisatie. Dit verklaart ruim € 1 miljoen onderbesteding op de personeelslasten.
- De subsidies (inclusief inkomensoverdrachten) zijn voor ruim 75% gerealiseerd en lopen daarmee voor op het verwachte bestedingspatroon. Dit komt met name doordat in programma 6. Bereikbaarheid II reeds omvangrijke exploitatiesubsidies voor OV Concessie zijn gerealiseerd. Op een aantal andere programma's blijven de subsidiebestedingen juist achter bij de begroting. Dit is onder andere het geval bij programma 1. Ruimtelijke ontwikkeling, 4. Energietransitie, 5. Bereikbaarheid I, 7. Cultuur en erfgoed. De verwachting is dat ook in deze programma's gedurende het restant van het jaar de subsidies volledig worden besteed.
- De besteding van de materiële lasten ligt fors achter op de begroting, zo'n € 34 miljoen. Behoudens de programma's 1. Ruimtelijke ontwikkeling, 7. Cultuur en erfgoed, 8. Economie en 10. Overzicht overhead is deze onderbesteding zichtbaar in de overige programma's. In absolute bedragen betreft dit met name de beide programma's van Bereikbaarheid en programma 2. Landelijk gebied. Enkele omvangrijke verklaringen daarvoor zijn:
- Voor de beide programma's van Bereikbaarheid geldt dat een substantieel deel van het materiële budget wordt ingezet ter dekking van het beheer en onderhoud. De uitvoering en facturatie van deze werkzaamheden vindt met name plaats in het vierde kwartaal, en zal alsdan in de realisatie tot uitdrukking komen.
- Daarnaast vindt in deze programma's de facturatie van samenwerkingspartners veelal pas aan het einde van het boekjaar plaats en wordt dan pas in de realisatie verantwoord.
In bovenstaande visualisatie is inzichtelijk gemaakt hoe de begrote lasten van € 575 miljoen zijn opgebouwd in de begroting.
De te verstrekken subsidies (inclusief inkomensoverdrachten) vormen met € 249 miljoen de hoofdmoot van de begroting. Subsidies omvatten daarmee zo'n 43% van de begrote lasten van de begroting. De post ‘materiële lasten’, goed voor 1/3 van de begrote lasten, is met € 185 miljoen opgebouwd uit een grote variatie aan verschillende uitgaven, waaronder de kosten voor beheer en onderhoud van het wegennet en het openbaar vervoer, de vervoerskosten voor de regiotaxi, en de kosten die gepaard gaan met de aankoop van gronden voor o.a. het Natuurnetwerk Nederland. In de gerealiseerde lasten zijn vergelijkbare verhoudingen terug te zien.
In de cijfers tot en met 31 augustus blijft vooral de besteding van de materiële budgetten achter op de begroting.
Exploitatiebaten
Na vaststelling van de voorgestelde begrotingswijzigingen bedraagt het begrote batensaldo voor 2023 € 502 miljoen. Dit is € 7 miljoen hoger dan geraamd in de Zomernota 2023. De toename van het batensaldo wordt met name verklaard door de positieve effecten vanuit de septembercirculaire 2023 (€ 4,8 miljoen), meer opbrengsten van grondverkopen dan reeds eerder begroot (€ 1,4 miljoen) en een uitbreiding van de bijdrage van het rijk voor faciliteren en versnellen van gemeentelijke woningbouwprojecten (€ 1,7 miljoen).
In bovenstaande visualisatie is inzichtelijk gemaakt hoe de begrote baten van € 502 miljoen zijn opgebouwd in de begroting. De uitkering uit het provinciefonds blijft de grootste inkomstenbron voor de provincie, gevolgd door de opcenten die we heffen op de motorrijtuigenbelasting. De post ‘bijdragen van derden’ is opgebouwd uit diverse verwachte inkomsten, zoals de huurbaten van de OV-infrastructuur en van externe huurders van het provinciehuis. Ook diverse (specifieke) bijdragen van het Rijk en te ontvangen bijdragen van gemeenten worden hiertoe gerekend. De bijdragen van derden blijven in de realisatie achter bij de norm van 67%. Dit is op vrijwel alle programma's het geval en komt onder andere doordat bijdragen van derden veelal pas aan het einde van het jaar worden ontvangen en geboekt. De verwachting is dan ook dat de begrote bijdrage van derden nog volledig worden gerealiseerd.